In 1990 ben ik een eigen atelier aan huis begonnen en heb ik mij verder ontwikkeld in het draaien en glazuren. Ik werk met verschillende kleisoorten: draaiklei voor het gedraaide werk en chamotte kleisoorten voor de (tuin)beelden, waarbij ik o.a. stof gedompeld in klei, papierklei en in de tijd van de dijkverzwaring ook klei uit de IJssel verwerk. Nu ben ik bezig om andere materialen zoals spijkers etc. mee te bakken. De klei alleen mag geen beperking zijn in mijn werk; steeds zoek ik naar nieuwe en andere toepassingen o.a. met glas of metaal. Daarnaast maak ik gebruik van verschillende stookmethodes zoals het Afrikaans en Raku, een Japanse manier van stoken.
Sinds 2005 maak ik handgevormde beelden voor in de beeldentuin. Soms uit platen kei, soms door te boetseren. In deze beelden is vaak de vrouw en het samen (man-vrouw, vrouw-kind) te herkennen. Emotie is een belangrijke drijfveer in mijn werk, vooral in de beelden voor de beeldentuin. Hoewel smaken verschillen, zorgen mijn werken vaak voor een gevoel van herkenning, en toveren ze een glimlach tevoorschijn.
Verder is mijn rode raku-werk erg bijzonder. In 2004 heb ik samen met collega keramiste Joke van der Wal een tulpenproject gedaan. Binnen dit project stonden de tulp en de tulpenvaas, in de breedste zin van het woord, centraal. In 2006 hebben we samen het project ‘kunst en vliegwerk’ gerealiseerd, waarin vogels en nestvormen centraal stonden. Voor dat project heb ik een serie maffe vogels gedraaid. In 2008 hebben we een derde project gedaan in woord en beeld, waarbij we gedichten vertaald hebben naar beeld. Door deze samenwerking stimuleren en versterken wij elkaar als keramisten.